Nieuws

Een muizengaatje om onder een verplichtgesteld pensioen uit te komen

25 november 2024 – Renzo Ter Haseborg

Het betreft twee arresten van het Hof Den Bosch, beide van 16 juli 2024, met heel verschillende uitkomsten. Vindplaats in de comments. In beide zaken betrof het de vraag of op de onderneming het bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie (𝐁𝐩𝐟. 𝐌𝐈𝐓𝐓) van toepassing was. Het betrof een onderneming in promotieartikelen en een groothandel in schoonmaakproducten (inclusief verkoop van bedrijfskleding met bedrijfslogo).

In het verplichtstellingsbesluit is geen ‘hoofdzaakcriterium’ opgenomen. De omvang van de werkzaamheden die onder de werkingssfeer vallen doet er dus niet toe. Op basis hiervan vielen beide ondernemingen onder het Bpf. MITT.

Beide ondernemingen stellen vervolgens dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Bpf. MITT zich beroept op de verplichtstelling (art. 6:2 lid 2 BW).

Het hof wijst een beroep hierop door de onderneming van promotieartikelen o.a. af omdat de onderneming geen pensioenregeling heeft en omdat zij in staat is om de premies op te kunnen brengen.

Het hof wijst op diezelfde dag het beroep op art. 6:2 lid 2 BW door de groothandel in schoonmaakproducten wel toe. Het hof vond het met name van belang dat de omvang van het aanbrengen van de bedrijfslogo’s een (zeer) geringe activiteit is ten opzichte van de rest van de onderneming waarin 40.000 producten worden verkocht (die niks te maken hebben met textiel). Andere relevante omstandigheden zijn: de zeer beperkte bijdrage aan de totale omzet (0,93% in 2021); het beperkt aantal werknemers die zich bezighielden met de activiteit (6 v/d 90); de concurrentiepositie van de onderneming; alsook dat de onderneming een eigen (min of meer) gelijkwaardige pensioenregeling heeft.

Conclusie: een onderneming zal snel onder een bedrijfstakpensioenregeling vallen als deze geen ‘hoofdzaakcriterium’ bevat. Het is in uitzonderlijke gevallen mogelijk om hier onderuit te komen als toepassing van de pensioenregeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Hierbij is o.a. relevant: de omvang van de activiteiten die onder de werkingssfeer vallen (naar omzet/producten/FTE’s), of de onderneming een eigen (goedkopere) pensioenregeling heeft en wat de (financiële/bedrijfseconomische) gevolgen zouden zijn van toepassing van de verplichtstelling.

Renzo Ter Haseborg

Advocaat/partner