Nieuws
Franchisewet ook van toepassing op (selectieve) distributie- en dealercontracten of merklicenties?
17 maart 2020 – Tessa de Mönnink, Annelies van Zoest
Zoals wij eerder rapporteerden is op 11 februari 2020 een aangepast wetsvoorstel franchise door staatssecretaris Mona Keijzer (EZ) aangeboden aan de Tweede Kamer. Naast allerlei andere interessante inhoudelijke en procedurele aspecten die kleven aan dit wetgevingsproces, is er één aspect dat tot nu toe vrij onderbelicht is gebleven. Dit betreft de afbakening en reikwijdte van “franchiseovereenkomst”, zoals gedefinieerd in het wetsvoorstel franchise en toegelicht in de bijbehorende memorie van antwoord.
BOVAG, de belangenorganisatie van autodealers in Nederland stelt (heel kort door de bocht) “dealerovereenkomst = franchiseovereenkomst”. Zij is van mening dat alle bij BOVAG aangesloten mobiliteitsretailers, zoals autodealers, fietsbedrijven, caravandealers, verhuurbedrijven en rijscholen, onder de werking van de franchisewet zouden moeten vallen. Dat is een interessante stellingname die, als zij gevolgd zou gaan worden door de rechter, verstrekkende consequenties zou kunnen hebben.
In de (aankomende) franchisewet is “franchiseovereenkomst” gedefinieerd als volgt: “de overeenkomst waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verplichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten.”
De definitie van “franchiseformule” is: “operationele, commerciële en organisatorische formule voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten, die bepalend is voor een uniforme identiteit en uitstraling van de franchiseondernemingen binnen de keten waar deze formule wordt toegepast, en die in ieder geval omvat: 1°. een handelsmerk, model of handelsnaam, huisstijl of tekening, en 2°. knowhow, zijnde een geheel van niet door een intellectueel eigendomsrecht beschermde praktische informatie, voortvloeiend uit de ervaring van de franchisegever en uit de door hem uitgevoerde onderzoeken, welke informatie geheim, wezenlijk en geïdentificeerd is.”
Het is vrij lastig om voor te stellen hoe een reguliere distributie- of dealerovereenkomst, maar ook een selectieve distributieovereenkomst of een beperkte merklicentie, zou kunnen vallen onder deze definitie van franchise. Immers er is in een dergelijk geval doorgaans geen sprake van een franchiseformule, van een uniforme identiteit en uitstraling, noch van knowhow die geheim, wezenlijk en geïdentificeerd is.
In de memorie van toelichting staat dat bepalend is voor de vraag of sprake is van een franchiserelatie niet de kwalificatie, benaming of titel die partijen voor hun overeenkomst hanteren, maar de feitelijke inhoud van hun onderlinge relatie. De MvT zegt hierover expliciet: “Indien die relatie alle elementen kent die de definitie “franchiseovereenkomst” en in het verlengde daarvan ‘franchiseformule’, ‘franchisegever’ en ‘franchisenemer’ als gedefinieerd in het tweede lid) in zich bergt, is deze titel op de relatie van toepassing.”
Dit zal waarschijnlijk in veruit de meeste gevallen niet zo zijn. Wel is de BOVAG een (publieke) discussie gestart die kan leiden tot de nodige rechts(on)zekerheid en tot het risico dat dealers, distributeurs en licentienemers in de toekomst een beroep gaan doen op de franchisewet. Als dat wordt ingewilligd door de rechter dan kan dat nogal nadelig uitpakken voor merkhouders / leveranciers, gezien een aantal verstrekkende beschermingsbepalingen die in de franchisewet zijn opgenomen (waaronder het instemmingsrecht en de eventueel te betalen goodwill bij het einde van de overeenkomst). Merkhouders en leveranciers moeten zich ervan bewust zijn dat de (aankomende) franchisewet een substantiële impact kan gaan hebben op haar relaties met haar dealers, distributeurs en licentienemers.
Het wetsvoorstel franchise ligt momenteel ter behandeling bij de Tweede Kamer. Op dinsdag 18 februari 2020 heeft de Commissie EZK besloten om het wetsvoorstel franchise op de agenda te zetten van 12 maart 2020. Nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen heeft (met of zonder verdere amendementen), zal dit voor goedkeuring naar de Eerste Kamer gaan. Over het algemeen is dit slechts een formaliteit. Er wordt veel druk uitgeoefend op het ministerie van Economische Zaken om de procedure te bespoedigen. De algemene verwachting is dat het wetsvoorstel franchise binnen dit jaar (2020) wet zal worden.
Ook al is het wetsvoorstel franchise nog niet aangenomen en kan de inhoud daarvan nog steeds wijzigen, het is belangrijk dat elk bedrijf dat actief is op het gebied van franchising (en distributie en licentieverlening) in Nederland nagaat of en op welke wijze anticipatie aangeraden is.
Wij zullen u van verdere ontwikkelingen op de hoogte houden.