Nieuws
Studiekosten verhalen nog maar beperkt mogelijk
20 september 2022 – Barbara Spliet
Beperking terugvordering van scholingskosten
Het was – met name bij de meer kostbare opleidingen – vrij gebruikelijk dat werkgevers met werknemers de afspraak maakten dat de werknemer bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst (een deel van) de studiekosten zou terugbetalen. Per 1 augustus 2022 zorgt de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden er voor dat de mogelijkheid om studiekosten op de werknemer te verhalen sterk wordt beperkt. Vanaf die datum mag je als werkgever geen kosten meer op de werknemer verhalen voor scholing, die op basis van de wet of toepasselijke cao verplicht is. Deze kosten komen voor rekening van de werkgever. Onder de kosten voor verplichte scholing vallen ook de reiskosten, examengelden en studiemateriaal.
Welke scholing?
De wijziging geldt alleen voor scholing die op grond van de wet of de cao worden gekwalificeerd als noodzakelijk voor de functie. Bijvoorbeeld de verplichte scholing voor een bhv’ers of scholing die nodig is om een functie goed te kunnen uitoefenen (bijvoorbeeld in geval van nieuwe technologische ontwikkelingen). Denk echter ook aan scholing in het kader van een verbetertraject of wanneer dit nodig is om tot een herplaatsing te komen.
Als de scholing ziet op beroepsopleidingen of opleidingen die werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie geldt het voorgaande niet. De beroepen uit de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen vallen hier in ieder geval onder (en zijn dus uitgezonderd).
Scholingstijd = arbeidstijd
De verplichte scholing geldt als werktijd en zal zoveel als mogelijk onder reguliere werktijd plaats moet vinden.
Geen overgangsrecht
Er is geen overgangsrecht, zodat bestaande studiekostenbedingen voor verplichte opleidingen vanaf 1 augustus 2022 ongeldig zijn.
Stappenplan
Wij raden aan om:
(1) te inventariseren welke scholing binnen de organisatie wordt aangeboden;
(2) welke scholingsregelingen met de werknemers zijn afgesproken en welke wel of niet stand kunnen houden;
(3) een nieuw scholingsbeleid op te stellen waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen verplichte en niet-verplichte opleidingen.