Nieuws

Transitievergoeding: update

5 april 2017 – Barbara Spliet

De transitievergoeding houdt de wetgever en de rechtelijke macht bezig. Hieronder een overzicht van de recente ontwikkelingen en uitspraken, na een korte uiteenzetting van de algemene regels rondom de transitievergoeding.

Wat zegt de wet

De werkgever is aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en:

  1. De arbeidsovereenkomst (i) door de werkgever is opgezegd, (ii) op verzoek van de werkgever is ontbonden; of (iii) na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet

of

  1. de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever: (i) door de werknemer is opgezegd, (ii) op verzoek van de werknemer is ontbonden; of (iii) na een einde van rechtswege op initiatief van de werknemer niet aansluitend is voortgezet.

Rechtspraak

Recent zijn er twee uitspraken geweest waar de rechter een oordeel heeft gegeven over de betaling van de transitievergoeding:

  • Volgens de Kantonrechter in Roermond is geen transitievergoeding verschuldigd wanneer het dienstverband niet op initiatief van de werkgever niet is voortgezet, maar op initiatief van werkneemster zelf. In deze zaak had de werkneemster geen gebruik gemaakt van het aanbod van de werkgever om nadat zij eerst gewasverzorgingswerkzaamheden had gedaan, daarna oogstwerkzaamheden te verrichten. Nu de gestelde ziekte van werkneemster niet kon worden aangetoond en geen sprake was van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van werkgever kreeg de werkneemster geen transitievergoeding.

 

  • De rechter is Limburg heeft het algemeen aanvaarde standpunt bevestigd dat wanneer de arbeidsovereenkomst exact en dus ten minste 24 maanden heeft geduurd de werkgever tot betaling van de transitievergoeding aan werknemer is gehouden.

Wetsvoorstel transitievergoeding bij ontslag

De Raad van State heeft op 23 maart jl. advies uitgebracht over het “Wetsvoorstel met maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid”.

De achtergrond van dit wetsvoorstel is de financiële druk die werkgevers ervaren nu sinds de komst van de Wet werk en zekerheid (Wwz) een werkgever ook een transitievergoeding dient te betalen voor werknemers van wie het dienstverband wordt beëindigd na twee jaar arbeidsongeschiktheid.

 

Daarnaast wordt in de wet voorgesteld dat de werkgever geen transitievergoeding hoeft te betalen als een werknemer vanwege bedrijfseconomische redenen wordt ontslagen en de cao een voorziening bevat om werkloosheid te beperken of daarin voorzien wordt in een redelijke vergoeding. Deze vergoeding hoeft niet langer gelijkwaardig te zijn aan de transitievergoeding.

Het wetsvoorstel gaat uit van een financiële compensatie van de werkgever voor de betaling van de transitievergoeding. Het UWV zal die compensatie verstrekken, maar wel tegen een verhoging van de premie voor werkgever. De maatregel zal ook gelden in situaties waarin de arbeidsovereenkomst op of na datum van inwerkingtreding van de Wwz (1 juli 2015) is geëindigd of niet is voortgezet, om verschillen tussen werkgevers die voor en na inwerkingtreding van de maatregel tot ontslag overgaan, te voorkomen.

De Raad van State vraagt zich af waarom niet wordt teruggegaan naar het oude systeem waarbij na twee jaar ziekte geen vergoeding verschuldigd was. Met de vergoedingsregeling wordt de oorzaak van het probleem immers niet weggenomen. Bovendien zal de vergoedingsregeling naar verwachting relatief kostbaar zijn om uit te voeren en zal het veel van het UWV vergen. De Raad van State adviseert dan ook de vergoedingsregeling te heroverwegen.

Daarnaast adviseert de Raad van State ook over de transitievergoeding bij ontslag om bedrijfseconomische redenen. De wetgever heeft voorgesteld het mogelijk te maken in de cao een van de transitievergoeding afwijkende regeling op te nemen. De Raad van State adviseert mogelijke onduidelijkheid weg te nemen door wettelijk te regelen dat cao’s uitdrukkelijk moeten bepalen dat een bepaalde maatregel een vervangende vergoeding voor de transitievergoeding betreft. Ook raden zij aan een voorziening op de nemen voor medewerkers die niet (door algemeen verbindend verklaring of lidmaatschap van een vakbond) aan de cao zijn gebonden.

Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot het wetsvoorstel.

Barbara Spliet

partner/advocaat