Nieuws
Hoe ver strekt de bescherming van de leden van de ondernemingsraad? Deel 1: Benadeling en opzegverbod
1 juni 2023 – Barbara Spliet
Leden van de ondernemingsraad (OR), maar ook bijvoorbeeld leden van OR-commissies, zijn op grond van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) beschermd tegen benadeling (artikel 21 WOR). Dat betekent dat zij niet vanwege het zijn van OR-lid benadeeld mogen worden in hun positie in de onderneming. Onder andere het mislopen van promotie, een waarschuwing of een slechte beoordeling vanwege het lidmaatschap van de OR zijn dan ook in strijd met de WOR.
Waarschuwing kan een benadelingshandeling zijn
Recent is dit benadelingsverbod nog eens bevestigd in een uitspraak over een waarschuwing aan een OR-lid: de kantonrechter stelt vast dat er een verband bestaat tussen de benadeling en het lidmaatschap van de OR, omdat de waarschuwing namelijk ziet op het handelen van de werknemer als voorzitter en zijn gedragingen tijdens een OR-overleg. De werkgever moet dan ook de waarschuwing uit het personeelsdossier verwijderen.
Niet elke waarschuwing is een benadelingshandeling
In een andere zaak werd een waarschuwingsbrief echter niet als een benadelingshandeling gezien. De rechter oordeelde in dat geval dat de OR-leden, met de wijze waarop zij de relaties buiten medeweten van werkgever hadden benaderd, buiten hun OR-bevoegdheid traden en een waarschuwing een mogelijkheid is om dat te sanctioneren.
Opzegverbod
Naast een verbod op benadeling bestaat er ook een opzegverbod voor OR-leden. Dan moet het verzoek om de arbeidsovereenkomst te beëindigen wel verband houden met het OR-lidmaatschap.
De rechter kwam in een recente ontbindingsprocedure tot de conclusie dat het ontbindingsverzoek van de werkgever inderdaad verband hield met omstandigheden die betrekking hadden op het OR-lidmaatschap. Aan deze ontbindingsprocedure lag een geschil over compensatie-uren ten grondslag: de werknemer stelde dat hij recht had op compensatie-uren, omdat de werkgever voor andere OR-leden vervanging had geregeld voor de tijd dat zij bezig waren met het werk voor de OR, maar bij deze werknemer kon dat niet. Dat betekende dat de werknemer het werk voor de OR heeft moeten doen tijdens werktijd, waardoor zijn gebruikelijke werkzaamheden bleven liggen. De werknemer had dat werk ingehaald in de avonduren en in het weekeinde en zodoende compensatie-uren opgebouwd. Er ontstaat vervolgens tussen de werknemer en werkgever een geschil waarbij over en weer diverse verwijten worden gemaakt.
De rechter oordeelt uiteindelijk dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden beëindigd, omdat het geschil over de compensatie-uren terug te voeren is op (de vraag of sprake is van het ontbreken van of onvoldoende zorg voor) facilitering van het werk van de werknemer voor de OR. Dat is niet alleen een arbeidsvoorwaardelijke aangelegenheid.
Geen opzegverbod
Van een opzegverbod voor OR-leden is dus geen sprake als de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen verband houdt met de OR-werkzaamheden, maar ook bijvoorbeeld niet bij sluiting van (een deel van) het bedrijf of als sprake is van een verval van de arbeidsplaats door bedrijfseconomische redenen. Daarbij moet de werknemer dan wel tenminste 26 weken hebben gewerkt op de arbeidsplaats die vervalt.