Nieuws

Nieuwe regels over franchising in aantocht – deel II

18 februari 2020 – Annelies van Zoest, Tessa de Mönnink

In april 2019 kondigden wij aan dat het voorstel voor een Franchise wet ter consultatie is voorgelegd aan de branche. Na afronding van de consultatiefase is op dinsdag 11 februari 2020 een aangepast wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd.

In het begeleidend persbericht is gecommuniceerd dat het ingediende wetsvoorstel als doel heeft een gezonde machtsbalans te creëren in de franchisesector. Er komt meer transparantie en zeggenschap voor franchisenemers met als doel de relatie evenwichtig te laten zijn zonder innovatie te belemmeren.
De wijzigingen in de nieuwe wettekst zijn talrijk. Zij hebben geleid tot enige versoepeling van de verplichtingen voor franchisegevers. Tegelijkertijd roepen de wijzigingen op tot een gedwongen vorm van overleg en vastlegging.

De meest opvallende verplichtingen en wijzigingen

In het wetsvoorstel wordt een aantal nieuwe verplichtingen geïntroduceerd. Daarnaast zijn er belangrijke inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de consultatieversie. De meest opvallende onderwerpen volgen hieronder.

Precontractuele informatie en onderzoek

Het wetsvoorstel geeft een opsomming van onderwerpen waarover de franchisegever zijn franchisenemers tenminste vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst moet informeren. De informatieplicht ziet o.a. op de concept franchiseovereenkomst, het vergoedingenstelsel (waaronder ook “opslagen en andere financiële bijdragen”) en investeringen, informatie over de overlegstructuur en de wijze waarop franchisenemers kennis krijgen van omzet gerelateerde gegevens (zoals benchmarks). Ook dient de franchisegever informatie te verstrekken over zijn financiële positie.

Binnen deze “stand still” periode dient de franchisenemer zijn eigen onderzoek te doen. Gedurende die termijn mag de concept franchiseovereenkomst niet worden gewijzigd ten nadele van de franchisenemer. Ook mogen in die periode geen investeringen of betalingen aan de franchisenemer worden gevraagd.
Nieuw is dat – als tegenhanger – voor franchisenemers een onderzoeksplicht is opgenomen. Aspirant franchisenemers moeten zelf ook de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat zij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken franchiseovereenkomsten aangaan.

In de consultatie versie stond al een verplichting voor franchisegever tot het verstrekken van historische financiële vestigingsplaatsgegevens.
Nieuw is dat franchisegevers nu als alternatief de financiële gegevens van vergelijkbare vestigingen dienen te verstrekken waarbij de franchisegever duidelijk moet maken op welke grond hij deze vergelijkbaar acht. Met name deze laatste verplichting roept bij voorbaat discussies achteraf op omdat het in de praktijk lastig te beoordelen en te voorspellen is of bepaalde vestigingen überhaupt op voorhand vergelijkbaar zijn.
In de Memorie van Toelichting is concreet aangegeven dat het verstrekken van een prognose niet verplicht is. Daarmee wordt op veler verzoek vastgehouden aan bestaande vaste rechtspraak.

Transparantie over kostendekking

Het wetsvoorstel kent ook een aantal algemene informatieplichten voor franchisegevers die gelden tijdens de looptijd van de samenwerking. Het gaat om informatie over het tussentijds wijzigingen van de franchiseovereenkomst, verlangde investeringen en besluiten over een afgeleide formule.

Nieuw is dat een specifieke bepaling is opgenomen op basis waarvan franchisegevers de franchisenemers jaarlijks moet informeren in hoeverre “de opslagen of andere financiële bijdragen” die in het jaar daarvoor door franchisenemers zijn verricht, de kosten of investeringen dekken die franchisegever met deze bijdragen heeft beoogd te dekken. Als toelichting wordt gegeven dat franchisenemers moeten kunnen nagaan of de gevraagde bijdragen niet onredelijk hoog zijn. Als voorbeeld wordt genoemd het verstrekken van offertes van marktonderzoeken waaraan franchisenemers een belangrijke financiële bijdrage hebben geleverd als basis van bepaalde investeringen binnen de keten.

Deze nieuwe bepaling gaat ver, en kan een onevenredige druk leggen op franchiseorganisaties. Zij dient minst genomen nader te worden gespecificeerd en uitgelegd om misbruik te voorkomen.

Goodwill

In de franchiseovereenkomst moet worden opgenomen of goodwill aanwezig is in de onderneming van franchisenemer, welke omvang die heeft, en in welke mate deze aan de franchisegever is toe te rekenen. Daarnaast moeten partijen vooraf overeenkomen op welke wijze goodwill die redelijkerwijs is toe te rekenen aan de franchisenemer bij beëindiging van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer wordt vergoed.

Nieuw is dat de goodwillvergoeding alleen door de franchisegever moet worden betaald indien de vestiging wordt overgenomen door franchisegever zelf om deze zelf voort te zetten dan wel over te dragen aan een nieuwe franchisenemer. De goodwill vergoeding bij het einde van de samenwerking is daarmee niet meer bij voorbaat en onder alle omstandigheden verplicht. Indien sprake is van rechtstreekse verkoop/overdracht tussen franchisenemers onderling is de goodwill bepaling niet van toepassing. In de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat de goodwill dan meestal al is verdisconteerd in de verkoopprijs.

Drempelwaarden en instemming

Indien franchisegevers een wijziging in de franchiseformule willen doorvoeren of een afgeleide formule willen gaan exploiteren zullen franchisenemers een instemmingsrecht hebben. Dit geldt alleen in de gevallen waarin de franchisenemers worden geconfronteerd met bepaalde in het wetsvoorstel beschreven financiële gevolgen. De voorheen 2/3 meerderheid van stemmen voor goedkeuring is teruggebracht naar een gewone meerderheid.

Nieuw is de invoering van het begrip drempelniveau. De instemming van de franchisenemers is alleen vereist indien dergelijke besluiten van franchisegever een bepaalde investering of financiële bijdrage betreft die boven een bepaald vooraf overeengekomen drempelniveau komt. Deze drempelwaarde dient in de franchiseovereenkomst te zijn opgenomen. In de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat de drempelwaarden niet zodanig hoog mogen zijn dat het instemmingsrecht hiermee illusoir wordt.
De regeling spoort franchisegevers aan om drempelwaarden contractueel vast te leggen. Zijn in de franchiseovereenkomst geen drempelwaarden opgenomen dan zal voor iedere wijziging instemming van franchisenemers met een meerderheid van stemmen moeten worden gevraagd.

Aanpassing franchiseovereenkomsten en overgangsrecht

Het wetsvoorstel geldt onmiddellijk na inwerkingtreding. Het huidige wetsvoorstel verlangt echter dat de bestaande franchiseovereenkomsten worden aangepast. Franchisegevers zullen minimaal bepalingen over goodwill, non concurrentie en drempelwaarden voor besluiten of wijzigingen met een financiële impact moeten invoeren. Dit impliceert dat voorafgaand aan het inwerkingtreden van de toekomstige Wet franchise moet zijn onderhandeld over bovenstaande onderwerpen. Omdat dit praktisch niet haalbaar is, is voor de aanpassing van de franchiseovereenkomsten een overgangstermijn van twee jaren opgenomen.

Lopende overeenkomsten die nog een restant looptijd hebben van korter dan twee jaren hoeven niet te worden aangepast. Nieuwe (of verlengde) franchiseovereenkomsten dienen na inwerkingtreding van de wet op het moment van ondertekening conform de nieuwe wetgeving te zijn. Bestaande franchiseovereenkomsten met een looptijd van langer dan 2 jaren dienen binnen 2 jaren te zijn gewijzigd.

Tenslotte

Bij acceptatie van het wetsvoorstel worden franchisegevers en franchisenemers gedwongen om in gezamenlijk overleg duidelijk afspraken te maken en hun rechten en verplichtingen nader in te vullen. Ook zullen franchiseorganisaties hun franchiseovereenkomsten op tal van onderwerpen moeten tussentijds moeten aanpassen. Ook zal per organisatie moeten worden gecheckt of ook de feitelijke werkwijze en overlegstructuur aanpassingen behoeft.

De vraagt rijst of deze verplichte overleggen en aanpassingen onder tijdsdruk de franchisesamenwerking en de sector ten goede zullen komen. Vooral bij grote organisaties met veel en/of machtige franchisenemers zal het niet eenvoudig zijn binnen de opgelegde termijnen concrete overeenstemming tussen alle betrokkenen te krijgen. De kans bestaat dat invoering van de wet in haar huidige vorm een averechts effect krijgt: machtsgeschillen in plaats van machtsbalans en stagnatie in plaats van innovatie.

De Wet franchise ligt nu bij de Tweede Kamer. Dinsdag 18 februari 2020 beslist de Commissie EZK hoe het voorstel verder gaat worden behandeld. Het lijkt er op dat er spoed achter de verdere behandeling wordt gezet. Ofschoon de Wet franchise nog niet definitief is en de inhoud nog kan veranderen, is het van belang per samenwerkingsverband na te gaan of en op welke wijze anticipatie is aan te bevelen. Wij wisselen hierover graag met u van gedachten en nodigen u uit contact op te nemen met uw vaste contactpersoon bij Parker Advocaten.

Franchise

Annelies van Zoest

Partner/advocaat

Tessa de Mönnink

Partner/advocaat