Nieuws

Signaleringen medezeggenschap: beloning, adviesrecht bij verkoop onderneming, medezeggenschap en rol toezichthouder en privacy

20 februari 2018 – Dorienke de Grave, Barbara Spliet

Het medezeggenschapsrecht blijft in ontwikkeling. Hieronder volgen enkele signaleringen voor iedereen die zich bezig houdt met medezeggenschap of daarin geïnteresseerd is.

Informatieplicht beloning (komende regelgeving)

De bestuurders van bedrijven waar ten minste 100 personen werkzaam zijn moeten elk jaar met de ondernemingsraad in gesprek gaan over de hoogte en de inhoud van de arbeidsvoorwaarden. Het betreft ook de beloning van de bestuurders. Daarnaast moeten de ontwikkeling van de beloningsverhoudingen (beloningsverschillen) in de onderneming jaarlijks worden besproken. De Tweede Kamer is op 23 januari jl. akkoord gegaan met een aanpassing van de Wet op de Ondernemingsraden (‘WOR’) die deze verplichtingen oplegt aan de bestuurder. Op basis van de huidige regelgeving dient ook al informatie te worden verstrekt aan de ondernemingsraad over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen van het personeel en het bestuur, maar de verplichting wordt versterkt door dat dit vervolgens ook daadwerkelijk moet worden besproken in de overlegvergadering. Het voornaamste doel is dat de beloningsverschillen in de organisatie beter bespreekbaar worden.

Adviesrecht bij verkoop aandelen (OR zeer tijdig betrekken, ook bij inschakelen adviseurs)

Uit een arrest van de Ondernemingskamer van oktober 2017 (Uniface-uitspraak) blijkt dat de ondernemingsraad zeer tijdig bij een verkooptraject moet worden betrokken. De Ondernemingskamer oordeelde kort gezegd dat het besluit tot de verkoop van aandelen in de vennootschap moest worden ingetrokken vanwege het schenden van de zorgplicht jegens de ondernemingsraad van de verkochte vennootschap en er mocht geen uitvoering aan worden gegeven. Uit deze uitspraak kan onder andere het volgende worden afgeleid:

  • Op grond van artikel 24 lid 1 WOR is een ondernemer verplicht om de algemene gang van zaken en in voorbereiding zijnde besluiten te bespreken met de ondernemingsraad. Daarbij moeten er afspraken worden gemaakt over wanneer en op welke wijze de ondernemingsraad in de besluitvorming wordt betrokken. Het informeren van de ondernemingsraad over de voorgenomen verkoop op het moment dat het biedingsproces feitelijk al is afgerond en er nog maar één koper over is, is te laat.
  • Op grond van artikel 25 lid 1 sub a WOR moet de ondernemingsraad in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen over een voorgenomen besluit tot overdracht van de zeggenschap in de onderneming. Dit advies moet op een dusdanig tijdstip worden gevraagd dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op het besluit. De rechten van de ondernemingsraad zijn in een verkooptraject onvoldoende gewaarborgd door te bepalen dat de verkoop zal plaatsvinden, ongeacht het advies van de ondernemingsraad. Het voorgenomen besluit is daarnaast onvoldoende onderbouwd – het was hier bijvoorbeeld onduidelijk waarom de concept koopovereenkomst niet werd gedeeld – en de aan de ondernemingsraad gestelde termijnen waren te kort, mede in het licht van de gebrekkige adviesaanvraag.
  • Op grond van artikel 25 lid 1 sub n WOR is sprake van een adviesrecht voor de ondernemingsraad ten aanzien van het verstrekken en formuleren van een adviesopdracht aan een externe deskundige over een adviesplichtig onderwerp. De ondernemingskamer heeft dat in deze uitspraak (zeer) ruim uitgelegd; anders dan voorheen in zijn algemeenheid werd aangenomen, worden hier alle adviseurs mee bedoeld, ongeacht of de adviezen van de deskundige de basis vormen voor het voorgenomen besluit. Denk daarbij dan bijvoorbeeld ook aan juridisch advies.

In geval van een verkoop van een onderneming dient op basis van het hiervoor genoemde dus (nog) meer dan voorheen tijdig en voldoende gemotiveerd advies te worden gevraagd.

Verhouding ondernemingsraad en interne toezichthouder

In diverse organisaties is sprake van een toezichthouder, denk dan aan de Raad van Commissarissen (RvC) of een Raad van Toezicht (RvT). In de meeste organisaties is er weinig contact tussen de toezichthouder en de ondernemingsraad, maar het kan soms effectief zijn overleg te hebben en het is ook raadzaam om tot een goede governance binnen de organisatie te komen. De WOR geeft in dit verband ook enkele handvatten; zo zullen in beginsel één of meer leden van de RvB, de RvC of RvT aanwezig moeten zijn bij het overleg van de bestuurder met de ondernemingsraad over de algemene gang van zaken (artikel 24 WOR). Deze aanwezigheidsplicht geldt ook voor het overleg over belangrijke adviesplichtige voorgenomen besluiten (artikel 25 lid 4 WOR). Soms heeft de ondernemingsraad op basis van de statuten, cao of wanneer sprake is van het structuurregime ook recht op voordracht of een recht op aanbeveling van een lid van de RvT of RvC. De ondernemingsraad van een onderneming met ten minste 100 werknemers heeft bovendien op basis van artikel 31d WOR ook een recht op informatie over de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken en het totaal aan vergoedingen dat een toezichthoudend orgaan krijgt.

Invoering nieuwe privacywetgeving

De Wet Bescherming Persoonsgegevens wordt in mei 2018 vervangen door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De nieuwe regels leggen aan bedrijven meer verplichtingen op tot bescherming van persoonsgegevens. Dit betreft ook gegevens van de medewerkers. Data mogen alleen verwerkt worden voor een specifiek doel. De opslag moet veilig zijn en niet langer duren dan nodig. Er moeten registers worden aangelegd zodat aangetoond kan worden dat de privacyregels in acht genomen worden. In veel organisaties wordt nu hard gewerkt aan opstellen van beleid en voorbereiding van invoering van de nieuwe regels. Veel aspecten van privacybeleid (denk bijvoorbeeld ook aan personeelvolgsystemen) zijn instemmingsplichtig op grond van art. 27 WOR. Het kan zijn dat ook adviesplichtige besluiten om de hoek komen bij invoering van de nieuwe regelgeving (denk bijvoorbeeld aan IT-investeringen). De afstemming van de aangescherpte privacyvoorschriften met andere regelgeving, onder andere op het gebied van reintegratie van zieke werknemers, kan ingewikkeld zijn omdat niet precies is afgebakend in de wetgeving welke gegevens over bijvoorbeeld de gezondheid van een werknemer die gaat reintegreren verwerkt mogen worden en welke niet. Om deze reden vragen werkgeversorganisaties bij de regering een jaar uitstel van invoering van de wet aan. Met of zonder uitstel zullen de voorbereidingen door moeten gaan en dit vraagt goed samenspel met de medezeggenschap.

Dorienke de Grave

mediator

Barbara Spliet

partner/advocaat